Chinese kruidenlegenden
Gĕ Gēn / Pijlwortel
kruidenlegende
Therapeuten in de Chinese kruidengeneeskunde zetten talloze kruiden in, maar hoe kun je ze onthouden? Uit China zijn vele ‘kruidenlegenden’ overgeleverd. Ze leren ons op een leuke manier meer over de geneeskracht van elk kruid.
Dit keer: Gĕ Gēn, Radix Puerariae Lobatae ofwel Pijlwortel
De legende
Op een afgelegen en woeste berg woonde een oude man die geneeskrachtige kruiden verzamelde. Op een dag hoorde hij mensen roepen vanuit de vallei. Kort daarna kwam er een 14-jarige jongen aangerend, die voor zijn voeten neer plofte. ‘Oude man, alstublieft, red me!’, zei de jongen. ‘Ze gaan me vermoorden!’
‘Wie ben jij?’ vroeg de oude man.
‘Ik ben de zoon van Heer Gĕ. Mijn vader is door hooggeplaatste ambtenaren valselijk beschuldigd van het organiseren van een rebellie tegen de koning. De koning geloofde de verhalen en stuurde soldaten om mijn hele familie te doden. Mijn vader zei mij toen dat ik moest vluchten, omdat ik zijn enige zoon ben, en anders het hele geslacht zal uitsterven. Ik ben dus gevlucht, maar nu hebben de soldaten mij gevonden. Oude man, red mij!’
De oude man dacht aan Heer Gĕ, en hoe die jarenlang de koning trouw had gediend, en besloot de jongen te helpen. ‘Kom maar mee!’, zei hij. De jongen volgde de oude man naar een kleine grot in de afgelegen bergen en verstopte zich daar. De troepen van de koning zochten de hele berg af, maar konden de jongen niet vinden.
Toen de oude man de jongen uit de grote kwam ophalen, vroeg hij waar de jongen heen dacht te gaan. ‘Mijn hele familie is gearresteerd en zal gedood worden. U hebt mij gered, ik wil graag als uw knecht werken. Mag dat alstublieft?’
De oude man waarschuwde de jongen dat het hard werken was om kruiden te verzamelen, heel anders dan het leven dat hij gewend was. Maar de jongen hield vol en werkte voor de oude man.
Een van de kruiden die ze veel oogsten was een knol die gebruikt werd tegen koorts, dorst en diarree.
Na een aantal jaren stierf de oude baas en de jongen zette het werk voort. De knol die zo nuttig was, ging hij Gĕ Gēn noemen, de wortel van Gĕ. Dat was een verwijzing naar het feit dat de familie Gĕ bijna was uitgestorven, maar dat de wortel, hijzelf dus, niet vernietigd was en weer opnieuw kon doorgroeien.